Wetenschap als deel van de lulkoek

PHOTONEWS_10347422-006

Jan Blommaert 

Bart De Wever verwijst om de haverklap naar ‘de wetenschap’ of naar wetenschappelijke argumenten. Journalisten stellen haast nooit vragen naar die wetenschap, die in vele gevallen niet bestaat of precies het tegenovergestelde beweert. Ze zouden dat beter maar eens beginnen doen. 

Recent (september 2012) publiceerde Bart De Wever in De Standaard een column waarin hij het schrappen van het woord ‘allochtoon’ door De Morgen op de korrel nam. Hij vond dat een pathetisch gebaar van de redactie, en verwees als steun daarvoor naar de wetenschap. Ik citeer:

“De achterliggende redenering is daarmee goed samengevat: taal maakt de werkelijkheid. Dat is een opmerkelijke redenering, want ze druist in tegen het acquis van enkele honderden jaren analytische taalfilosofie, waarin taal wordt beschouwd als een middel om de werkelijkheid te beschrijven.”

Een mikmak

Hij begaat hier een eerste blunder. De analytische taalfilosofie is een constructie uit de negentiende eeuw en is dus niet ‘enkele honderden jaren’ oud. Wat daarop volgt is een mikmak van elementen bijeen gegraaid uit De Wevers zonder twijfel gestoffeerde bibliotheek. Hij begint bij Wittgenstein:

“Waarover men niet spreken kan, daarover doet men er beter het zwijgen toe’, zo vatte Ludwig Wittgenstein samen dat we gedoemd zijn om te falen in onze pogingen om met taal de totale werkelijkheid te beschrijven. Derhalve is taalgebruik niet neutraal, want het bepaalt hoe we de beschreven werkelijkheid interpreteren.”

De werkelijkheid interpreteren is niet hetzelfde als ze “maken” of veranderen voor De Wever. Hij zet dit argument aan het eind kracht bij met het volgende citaat, een zoveelste schalkse sneer naar links:

“Misschien moeten progressieve lieden er hun Karl Marx maar eens op nalezen: het komt er niet op aan de werkelijkheid te interpreteren, het komt er op aan ze te veranderen.”

En een interpretatie is dus geen verandering van de wereld, volgens De Wever. Tussendoor verwijst hij echter wel uitgebreid naar Noam Chomsky en zijn these over propaganda en manipulatie. Het systematisch benoemen van de werkelijkheid heeft een politiek effect, volgens Chomsky – het schept een hegemonie, een pensée unique en dus een politiek feit, een politieke realiteit. De these van Chomsky is dan ook volkomen tegengesteld aan de stelling die De Wever hier wil argumenteren.

Politieke benoemingen

En dat is niet alles: we kennen ook de zogenaamde ‘Whorfiaanse effecten’. Iets op een bepaalde manier benoemen schept een handelingsmodel. We handelen dus in overeenstemming met de wijze waarop we dingen benoemen. Wanneer we ‘migranten’ bijvoorbeeld als een ‘probleem’ benoemen, dan gaan we migranten als probleemgevallen behandelen. Wanneer we een gewapende opstand benoemen als een ‘bevrijdingsbeweging’ of als een ‘rebellie’ dan heeft dat enorme gevolgen: in het eerste geval mag men steun van bondgenoten verwachten, in het tweede geval ligt dit niet voor de hand. En wie in een rechtbank als ‘schuldig’ benoemd wordt gaat naar de petoet, terwijl de ‘onschuldige’ vrijuit gaat.

Politiek zit afgeladen vol met zo’n ‘benoemingskwesties’, en De Wever is er zelf een meester van. Denk aan zijn ‘twee democratieën’ beeld, dat binnen de kortste keren als een realiteit in de hoofden van velen is gaan leven. Even goed: de ‘obesitas-regering’ en de ‘tsunami van nieuwe lasten’. Elk van deze woorden is gekozen precies omdat ze een realiteit scheppen en een handelingspatroon losmaken. De Wever is in wezen een volbloed Whorfiaan.

Wetenschap als zever

Wat De Wever in De Standaard schreef is dus lulkoek, en het is interessant, zowel als irritant, te zien dat hij bij die lulkoek de wetenschap inroept als schild. Hij doet dit geregeld. Voor de zomer had hij het over de losgeslagen onderwijscultuur in dit land, gericht op creativiteit en niet op discipline, en hij wist te vertellen dat die nadruk op creativiteit door ‘de wetenschap weerlegd’ was. Welke wetenschap? Op welke eminente geleerden en grote studies baseert de heer De Wever zich? Welke doorslaggevende wetenschappelijke resultaten geven hem het gezag dat hij opeist in die uitspraak?

Geen enkele. Alle ernstige studies spreken zijn standpunt tegen. Kinderen leren wel degelijk meer, sneller en beter wanneer de leermethode afgesteld is op creativiteit in plaats van op discipline en herhaling. Alle ernstige studies, terzijde, wijzen daardoor ook op het belang van een meertalige opvoeding, op het potentieel van online games en andere nieuwe vormen van vermaak, op het belang van afwisseling in de leeromgeving en ga zo maar voort. De ernstige wetenschap geeft De Wever eigenlijk vrij systematisch ongelijk en houdt een pleidooi voor zaken waaraan De Wever een bloedhekel heeft.

Geen kennis maar geloof

Geen enkele journalist vraagt hem echter naar de details van de wetenschap die hij aanhaalt. Zo ver gaat de kritische journalistiek in dit land niet, en men aanvaardt dus dat hij straffe argumenten laat schuilgaan achter een scherm van geloofwaardigheid. Wie dit scherm van dichterbij bekijkt stelt vast dat De Wever de wetenschap gewoonweg willekeurig inroept, telkens wanneer hij iets kordaats en radicaals wil meedelen. Het is een spelletje dat wetenschap puur vormelijk gebruikt als deel van standpunten die niets met kennis te maken hebben en alles met geloof.

In zijn column in De Standaard zit het geloof in een piepklein zinnetje dat hij naar het einde toe geeft:

“Wie een gemeenschap wil vormen moet haar leden aan elkaar smeden tot een gedeelde publieke cultuur in de werkelijkheid.”

Hier is de ‘morele gemeenschap’ die De Wever schetst in zijn boekje ‘Werkbare Waarden’: een ouderwetse nationalistische visie die teruggaat tot Herder en Edmund Burke.

Noteer twee dingen. Een: de term “gedeelde publieke cultuur” is alweer een ‘politieke benoeming’, een term gekozen om er een werkelijkheid mee te scheppen. En die werkelijkheid is er al, ze ligt ten grondslag aan het beleid van ‘lik op stuk’ dat in Antwerpen – in weerwil van wat Janssens beweert – een onderscheid maakt tussen zij die zich ‘gedragen zoals ons’ en zij die dat niet doen. Het gebruik van dit begrip is in essentie dus simpelweg een voorbeeld van wat De Wever aan De Morgen verwijt. Ziedaar zijn coherentie en helderheid: je zegt zwart zowel als wit, en achteraf zeg je dat zoiets nu net aantoont dat je een ‘genuanceerd standpunt’ hebt.

Twee: voor het geloof dat De Wever in dat kleine zinnetje belijdt zal hij vergeefs zoeken naar gezaghebbende wetenschappelijke steun. De reden is eenvoudig: dit is een geloofskwestie en niets anders. En wetenschap kan veel, maar het heeft nog niet veel doorslaggevend bewijs geleverd voor dit geloof.

Het zou goed zijn als kritische journalisten dat onderscheid zouden maken tussen kennis en geloof, en de wetenschappelijke ballonnetjes zouden doorprikken die de politieke retoriek tot verheven niveaus moeten dragen.

Hoe ze dat moeten doen? Het is eenvoudig: ze moeten gewoon vragen “kan U dat wat nader toelichten?” En ze kunnen daarna misschien eens hun job doen en een wetenschapper bellen voor verificatie. Want wie wetenschap inroept in politieke argumenten moet verdragen dat wetenschappers zich daarover uitspreken.

Links

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120924_00309372

http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2011/12/28/bart-de-wevers-werkbare-waarden-onder-de-loep

by-nc

About jmeblommaert

Taalkundig antropoloog-sociolinguist, hoogleraar Taal, Cultuur en Globalisering aan Tilburg University. Politiek publicist.

Leave a comment