“Hùn” Nederlands

1993334746

(Deel van een oudere, langere tekst over taal, onderwijs en ongelijkheid).

Vanzelfsprekend moeten “migranten” die hier “willen leven” “de taal leren”, want taal is “uiteraard” het middel tot “sociaal contact” en dus tot “integratie”.

Dit zinnetje, dat ik vol aanhalingstekens heb geplaatst, wordt tienduizenden keren herhaald als ware het de meest vanzelfsprekende waarheid – iets van het niveau “de zon gaat elke ochtend op” of “rijden zonder veiligheidsgordel is gevaarlijk”. De aanhalingstekens maken duidelijk dat de zaken heus niet zo simpel liggen. Een groot gedeelte van mijn onderzoek handelt precies over “onafgewerkte” vormen van taal en taalgebruik, en dus over de flexibiliteit die ik zo-even beschreef. Een uitvoerige beschrijving van de weerleggingen tegen het zinnetje-met-de-aanhalingstekens is niet mogelijk in deze korte tekst; ik geef daarom enkele hoofdpunten aan.

Ten eerste: “kennis van het Nederlands” is, zoals eerder aangegeven, nooit categoriek maar altijd iets dat in gradaties aanwezig is. Niemand kent heel het Nederlands – ik begrijp nauwelijks wat een notaris of een neuroloog in het Nederlands zegt. Zeggen dat “migranten” géén Nederlands beheersen is dus doorgaans heel erg fout. Maar we moeten hier heel precies zijn. Veelal beheersen ze bepaalde delen van het gesproken en geschreven palet aan voorradige taalmiddelen; ze beheersen zulke delen zelfs wanneer ze hier pas korte tijd aanwezig zijn, en zelfs wanneer ze niet gebukt lopen onder overdadige communicatie met Nederlandstaligen. De taalmiddelen die ze beheersen weerspiegelen dan ook de concrete taal-leefwereld waarin ze bewegen. Een voorbeeld:

DSCN1086

Dit tekstje was te vinden in het uitstalraam van een bel- en internetshop in de Driekoningenstraat, Berchem. De winkel werd uitgebaat door jonge mannen uit India en kende snelle personeelswissels. Wanneer we de tekst bekijken en ons de vraag stellen: “in welke taal is dit geschreven” dan stellen we ons voor grote problem[en. De “taal” waarin dit opgesteld is, is immers best te benoemen als “Driekoningenstraats”: een amalgaam van Engelse, Nederlandse en andere taalmiddelen (incluis het Antwerps, in “Peiro” [Peru]), dat tevens de meertalige omgeving reflecteert waarin deze winkeliers hun activiteiten uitoefenen.

Dat “Driekoningenstraats” (of “Statiestraats”, voor de andere helft van de straat) is “de taal” waarin wordt gecommuniceerd. En die taal heeft heel verschillende vormen. Het voorbeeld boven is er één zonder veel “Nederlandse” elementen; het volgende voorbeeld daarentegen is er één met zeer veel “Nederlands”:

superdiversiteit

Dit opschrift vonden we op het raam van een huisraadwinkel uitgebaat door Turkse eigenaars. Het roept op tot de opsporing van een winkeldief, en doet dat in het “Nederlands” – zij het dat dit Nederlands een reeks kenmerken bevat die men, vanuit een normatief standpunt, als “fout” zou omschrijven. De fouten zij een sociolinguïstisch effect: ze komen voort uit het type van taalomgeving waarin de mensen in kwestie zich bewegen.

Vandaag zijn deze omgevingen natuurlijk technologisch ondersteund, met instrumenten zoals Google Translate. Ik raad ten stelligste af dergelijke instrumenten te gebruiken voor communicatie die er echt toe doet – schrijf nooit een liefdesbrief of sollicitatiebrief met behulp van Google Translate. Want dit is wat er kan gebeuren:

RSCN3482

We zien hier een tweetalige poster van een Braziliaanse evangelische kerk in de Statiestraat, Berchem, waarin de kerk, haar activiteiten en vieringen worden voorgesteld in het Braziliaans Portugees (rechts) en de Google Translate versie van het Nederlands (links). En in dat “Nederlands” daar lezen we “assemblage” (zoals bij een Volvo of een wasmachine) in plaats van “bijeenkomst” of “gemeenschap”, naast een hele reeks van uiterst merkwaardige dingen die ik de lezer rustig zelf laat ontdekken. Google Translate is geen garantie tegen “fouten”: er zit héél veel “Nederlands” in dit bericht, honderd procent zelfs, maar “correct” is het niet.

Ten tweedeDie fouten spelen echter, net zo min als de hoeveelheid “Nederlandse” elementen, een doorslaggevende rol in de communicatie. Deze boodschappen zijn immers volkomen effectief als communicaties: “gebrekkige” taal is nooit gelijk te stellen met “onbegrijpelijke” taal, tenzij in de hoofden van taalmoralisten. In de realiteit van alledaagse communicatie houdt “begrijpen” echter nauwelijks verband met taalkundige of orthografische “correctheid”. Wie moeite heeft om dit te geloven moet zelf maar eens een uurtje eigen taalgebruik opnemen, herbeluisteren, en alle grammaticale en uitspraakfouten noteren, telkens met de vraag of deze “fouten” hebben gezorgd voor majeure misverstanden. Men zal merken dat men, in het echte dagdagelijkse taalgebruik, wegraakt met fouten die in een les Nederlands catastrofale gevolgen zouden hebben.

Wie in de discussie over het Nederlands van en voor migranten ergens wil raken, stelt derhalve best twee precieze vragen: (1) welke taalmiddelen zijn effectief aanwezig? en (2) hoe functioneren ze effectief in communicatie? Men zal zich verbazen over de snelheid en de mate waarin “anderstaligen” zich “integreren” – niet in een imaginaire (en louter ideologische) “taalgemeenschap”, maar in een échte, reëel bestaande communicatiegemeenschap. En wanneer men die verbazing verwerkt heeft kan men misschien even reflecteren over een nog meer fundamenteel vraagstuk: is onze hedendaagse, échte, samenleving wel werkelijk “Nederlandstalig”? Of is ze in de feiten door-en-door meertalig, zonder dat dit grote problemen schept?

About jmeblommaert

Taalkundig antropoloog-sociolinguist, hoogleraar Taal, Cultuur en Globalisering aan Tilburg University. Politiek publicist.

Leave a comment