COVID19: leren we echt wel iets over onszelf?

moimeme

Jan Blommaert

Wanneer we later de rekening maken van deze gekke tijd, dan zal het antwoord op deze vraag wellicht zijn: “ja, een klein beetje”.

Maar wat precies? Hier is een losse greep, en ik grabbel ‘m terwijl de COVID-19 crisis nog lang niet over is. Maar toch.

  1. We hebben geleerd wat het is te leven in een samenleving onder lockdown. Dat wil zeggen: een samenleving waarin, omwille van een grote crisis of ramp, zowat elke vorm van mobiliteit die geen “elementair” doel heeft verboden of beperkt wordt. Dat elementaire doel is uiteraard heel beperkt: verplaatsingen waren toegelaten als het om gezondheid, voeding en werk ging. En zelfs bij dat laatste gold de beperking: werk thuis. We hebben dus leren leven in een heel ander type samenleving dan degene die we door-en-door kennen. Dat is een algemeen punt.
  2. Die ervaring – ze heeft langer geduurd dan de zogeheten Grote Vakantie in juli en augustus – is een leerinstrument waaruit we het maximum moeten halen. Ik overloop enkele meer concrete leerpunten.
  3. We zijn verplicht geweest na te denken over, en ons bezig te houden met allerhande praktische en principekwesties over wat “sociaal zijn” is. Het woord “bubbel” werd constant gebruikt, want de bubbel was blijkbaar de sociologische unit waardoor besmettingsgevaar en preventie werden benaderd. Die bubbel was, of werd ingebeeld als, sedentair, eigenlijk samenvallend met het klassiek samengestelde gezin. Vandaar de slogan “blijf in je kot”: bubbels hadden hun eigen kot. Voor velen klopte dit, voor vele anderen klopte dit niet. En zeker wanneer bubbels “gemengd” mochten worden dook de vraag naar wie nu eigenlijk in “mijn” bubbel zit in heel concrete vormen op, en wel om de haverklap.
  4. Het punt was dat de manier waarop virologen zich de samenleving inbeelden maar gedeeltelijk klopte met de echte sociale wereld waarin we ons ding doen. Sociologisch klopte het dominante beeld van de bubbels die in hun kot blijven maar heel gedeeltelijk. Velen onder ons zullen daardoor wel een behoorlijk scherpe blik hebben ontwikkeld over hoe hun sociale netwerken echt ineen zitten, en hoe we daarmee concreet gestalte geven aan onze relaties en interacties met anderen. En dat is een belangrijke leeropbrengst.
  5. We zijn ook verplicht geweest na te denken over de vorm en de concrete werking van een autoritaire of totalitaire samenleving. De lockdown kwam neer op het opheffen van een enorme reeks volstrekt vanzelfsprekende vrijheden in ons gedrag, in hoe we ons in onze samenleving bewegen en omgaan met anderen. Die vrijheden werden vervangen – bruusk en zonder veel omhaal – door een stroom van verordeningen die allemaal beperkingen waren. Verbodsbepalingen, met andere woorden. Geen van die verordeningen was willekeurig of ingegeven door een verlangen om mensen de duivel aan te doen. Ze waren gebaseerd op voortschrijdende medische inzichten, beetje bij beetje vermengd met het ongeduld van economische actoren en politici die “iets wilden doen”. Maar de sequens van verordeningen was voor velen (ook tijdens de zogenaamde “exit” fase) onmogelijk “rationeel” te noemen, in de zin dat ze het eigen leven rationeel ordenen en verklaren. Niet meer mogen gaan werken, je nieuwe liefje niet meer mogen opzoeken, vier mensen selecteren voor je bubbel, mondmaskers en handgel gaan zoeken in elke apotheek en webshop: dit zijn zaken die men niet altijd even makkelijk aan zichzelf uitgelegd krijgt. Die ervaring van irrationaliteit is eigen aan totalitaire regimes, en we hebben dat nu eens meegemaakt. Ook dat moet ons aan het denken zetten.
  6. We hebben geleerd dat we ons bij zo’n totalitaire vormen van bestuur kunnen neerleggen, zij het niet voor eeuwig. De volgzaamheid van de grote meerderheid van de bevolking heeft ongetwijfeld gezorgd voor de “flattening of the curve” en heeft de ineenstorting van het medische apparaat verhinderd. Meer nog: die volgzaamheid deed ons ook met heel kritische en strenge ogen naar onze overheid kijken, en van onze beleidslui betere en duidelijker maatregelen eisen. Onze volgzaamheid leidde, met andere woorden, tot een grote strengheid tegenover anderen. Denk aan de enorme discussies over de mondmaskers die er maar niet kwamen, het ontbrekende testmateriaal, de beperkte labocapaciteit in de vroege fasen van de crisis, de sterftecijfers in de woonzorgcentra. Daar werd niet mee gelachen, ze waren het voorwerp van grote verontwaardiging.
  7. Dat wil zeggen dat we zeer snel een hele reeks normen hebben geleerd, aanvaard en zelfs hebben uitgedragen en afgedwongen tegenover anderen. Die normen zijn gedragsnormen, maar dan wel normen die ver staan van ons “normale” (pre-COVID) sociale leven. “Social distancing” is er wellicht de voornaamste van: we letten nu vrijwel spontaan op de fysieke afstand tussen ons en anderen wanneer we ons tussen die anderen begeven. We manen mensen soms aan die afstand te respecteren, en we beklagen ons over situaties waarin dit niet het geval is. Onze morele oordelen over het gedrag van anderen staan vaak heel scherp afgesteld. Hetzelfde geldt, zij het met ups en downs, voor het dragen van mondmaskers in publieke en drukke plaatsen, voor mensen die lockdown-parties houden of politici die betrapt worden bij buiten-bubbelse barbecues.
  8. Ik hoop dat we begrepen hebben dat die normen levensreddend kunnen zijn. met andere woorden: dat het volstrekt onprettige karakter van een lockdown z’n nut kan hebben. En wie de regels gedurende vele weken gedwee heeft gevolgd mag terecht fier zijn over de bijdrage die daardoor is geleverd aan de volksgezondheid en het bedwingen van de pandemie. Ook de effecten van die volgzaamheid mogen beschouwd worden: nieuwe en vaak heel kleine vormen van solidariteit, delen en steun, wederzijdse hulp, meer intense interactie met buren en/of mensen die men mist en enkel via digitale middelen kon realiseren. Veel daarvan zal duurzaam blijken.
  9. We hebben doorheen dit alles wellicht ook heel veel geleerd over wie kwetsbaar is en wie dat minder is in onze samenleving. We hebben gezien hoe de statuten en de gradaties van burgerschap van mensen hun lot bepalen tijdens een periode zoals die van de lockdown. Kunstenaars, freelancers, jobstudenten in de horeca, kleine zelfstandigen, en uiteraard ook de risicopatienten en de bewoners van woonzorgcentra, daklozen en mensen zonder papieren – we hebben een enorme laag van precariaat ontdekt, en sommigen leden daarvan blijken onze buur, vriend of neef te zijn. Als een welgestelde middenklasse al het gevoel had dat het leven veel van z’n rijkdom had verloren tijdens de lockdown, wat moet het dan geweest zijn voor een jonge zelfstandige decorbouwer in de filmsector of een student die moet bijklussen in een taverne om de studies te betalen? En, mensen, er komt een ongeziene golf van werkloosheid aanrollen.
  10. Wat het laatste betreft: velen onder ons hebben ook moeten nadenken over hoe een post-COVID samenleving er moet uit zien. De enorme economische recessie die in gang is gezet kan niet met klassieke besparingen en supply-side economische ingrepen opgelost worden. Het afstandswerken heeft duidelijk een reeks van mogelijkheden geschapen om “werken” een nieuwe concrete invulling te geven. We zagen ook dat de luchtkwaliteit tijdens de hoogtepunten van de lockdown fantastisch veel beter was dan tijdens “normale” tijden. Dat is allemaal goed om verder over na te denken. Hierover moet een debat starten dat nooit ophoudt.

Zoals aangekondigd: dit is een losse greep. Er is nog veel meer dat we uit deze periode moeten meenemen. Ik hoop dat we dat ook doen. 2020 is historisch: een medisch probleem legde gewoon de hele wereld plat gedurende een periode die in elke statistiek ruim zichtbaar zal zijn en blijven. Het was biiiiig, en het is nog niet gedaan. Uit dit soort unieke historische fasen moeten we elke mogelijke les trekken.

by-nc.eu

About jmeblommaert

Taalkundig antropoloog-sociolinguist, hoogleraar Taal, Cultuur en Globalisering aan Tilburg University. Politiek publicist.

Leave a comment