Fact checking en vrije meningsuiting: een kleine oefening

DSC_0119

Jan Blommaert 

In de discussie over mijn eerdere stuk, “De structuur van achterlijkheid” op DWM kwam Etienne Vermeersch himself even meedoen. Hij was van mening dat ik het allemaal heel slecht had begrepen, want zijn standpunt ging over de vrije meningsuiting en was gericht tegen een parlementaire motie inzake Islamofobie.

Publiek liegen mag

Die vrije meningsuiting is onbeperkt, volgens Vermeersch. Ik citeer:

“De vrijheid van meningsuiting houdt in dat je al deze dingen mag zeggen, zelfs als ze totaal onwaar zouden zijn. Er is een discussie mogelijk over de krachttermen die je hierbij beter vermijdt.”

Vermeersch huldigt dus een deontologie van het publieke debat waarin onwaarheden verkondigen (liegen, volgens Van Dale) perfect normaal is, zelfs een absoluut grondrecht is. Dat is zeer merkwaardig voor iemand die zelf zo sterk de nadruk legt op het belang van een objectieve feitelijkheid in het beslechten van het debat. En het roept de vraag op waar we zouden staan wanneer we de visie-Vermeersch zouden doortrekken naar het leslokaal – wat houdt me dan nog tegen om Creationisme te prediken, het is immers mijn mening en niemand mag me verbieden die vrij te uiten? Of wat weerhoudt me om met een hoofddoek achter het loket te gaan zitten – als dat mijn mening is, dan mag niemand mijn vrijheid om ze te uiten hinderen? En wat weerhoudt onze journalisten ervan om de meest groteske nonsens te verspreiden? Waarom bestaat er eigenlijk een deontologische raad bij massamedia zoals de VRT, en een Ombudsman bij De Standaard? Om de vrije meningsuiting te beperken? Of om een zekere kwaliteitsgarantie te verschaffen voor publiek geuite meningen?

Publiek liegen strookt niet met mijn deontologie in het publieke debat. Ik heb mijn standpunten daarover lang geleden neergeschreven in “De Crisis van de Democratie” (EPO 2008). Ik blijf ze handhaven. In private kring en in het eigen hoofd mag men de meest belachelijke zaken verkondigen; een publiek verkondigde mening moet het verdienen publiek geuit te worden en moet dan ook onderworpen zijn aan kwaliteitscontrole. Er is en blijft een onderscheid tussen de private en de publieke sfeer, zelfs in deze tijden van Facebook en Twitter, en beide ruimten zijn onderworpen aan verschillende regels. Wie vindt dat dit niet zo is, die stuurt ons op het pad van de veralgemeende leugen – of, om een onlangs terug populair geworden woord te hanteren, de “brainwashing”.

Maar goed, Vermeersch is dus van oordeel dat uit hoofde van de vrije meningsuiting men de meest onware dingen mag zeggen. In zijn reactie legt hij dit uit:

“Het ging erom dat de resolutie die Anciaux voorstelt een gevaar is voor de vrijheid van meningsuiting omdat je een hele reeks uitspraken over de islam niet meer zou mogen doen, vanwege ‘islamofobie’. Om dit voor iedereen helder duidelijk te maken zei ik dat je bvb. niet zou mogen zeggen dat de islam ‘achterlijk’ is. Normaal gebruik ik dat woord niet en zou ik het eerder over ‘een achterstand ‘ hebben; maar hier wou ik dit, in verband met vrijheid van meningsuiting, scherp stellen. Ik gaf het voorbeeld van de nobelprijzen ‘(natuur)wetenschappen’. Ik had Nederland met de hele islamwereld kunnen vergelijken, dat zou al een duidelijk beeld geschetst hebben, maar de vergelijking tussen joodse en islamitische nobelprijswinnaars is retorisch natuurlijk nog frappanter.1 tegen (meer dan) 130 (qua mensen) 130 tegen 1 (qua prijzen).”

De incoherente aard van dit citaat laten we even terzijde – Vermeersch was duidelijk in zijn wiek geschoten. Maar de punten die hij aanhaalde als voorbeelden van wat vrij mag geuit worden waren publieke uitspraken, geen private. Hij deed ze op televisie tegenover honderdduizenden kijkers en ze werden de volgende dag ook door zowat alle media overgenomen. In zijn reacties wijst Vermeersch daar ook op: tja, hij moest onder tijdsdruk werken want op TV heeft men weinig spreektijd; dus stelde hij de zaken maar best zo scherp mogelijk.

Ik richt me in wat volgt op het argument inzake de toekenning van Nobelprijzen. En ik zal dezelfde route volgen als in het eerdere stuk, waar ik me richtte op de “20 procent” Moslims die op de hoogte bleken van de evolutieleer. Net als in dat vorige stuk wil ik hier vooral aangeven dat alweer appelen met citroenen vergeleken worden, dat er aldus een vergelijking wordt gemaakt van onvergelijkbare zaken, en dat men op die manier een helder begrip van de feiten belemmert. Men spiegelt ons een schijnwerkelijkheid voor.

De geografie van de Nobelprijzen

De these van Vermeersch is dat uit de geografische (en etnisch-religieuze – zie zijn punt over “Joden”) spreiding van de Nobelprijzen kan afgeleid worden dat “de Islamlanden achterlijk” zijn, en dat dit een effect is van de Islam. Dit laatste zegt Vermeersch niet in zijn weerwerk, maar we weten dat uit tal van andere uitspraken en geschriften: Islam is “achterlijk”.

Hij beschouwt dit gegeven – de distributie van Nobelprijzen –  dus als een feit dat een argument kan zijn voor de bepaling “achterlijk”. Daarmee is een causale logica geschetst: het is de Islam die in Islamlanden zorgt voor een algemene “achterlijkheid” die zich onder meer uit in het zeer lage aantal toegekende Nobelprijzen. In commentaren allerhande legden ook andere internauten dit mechanisme bloot: in Islamlanden houden mensen zich niet bezig met fysica of scheikunde, wel met het herhalen van Koranverzen. Islam en lage scores inzake Nobelprijzen staan in een lineair verband.

Laat ons een eerste kaartje bekijken, dat de geografische spreiding van Nobelprijzen weergeeft.

Afbeelding

We kunnen zien dat er een enorme concentratie van Nobelprijzen is in het Noordelijke Halfrond. En we zien, inderdaad, dat dit kaartje weinig Nobelprijzen plaatst in de zones waar Islam de dominante godsdienst is.

Een halve waarheid is een hele leugen. Laat ons even naar een tweede kaart kijken: die van de geografische spreiding van godsdiensten.

Afbeelding

We beginnen stilaan iets te beseffen. Niet alleen “de islamlanden” ontvangen weinig Nobelprijzen. Ook Latijns-Amerika doet het niet zo best, en daar is de dominante godsdienst het Katholicisme. Meer nog, wanneer we dominante godsdienst als criterium hanteren merken we dat het de Protestantse landen zijn die ruim op kop lopen. In de wereldkaart voor religies merken we dat de VS als Protestants wordt ingekleurd, en met 137 prijzen rijdt de VS ruim in de Gele Trui.

Hola! zal men zeggen: veel van die Amerikaanse Nobelprijswinnaar zijn Joden! Dit klopt dus niet! Akkoord, maar ik volg hier de logica van Vermeersch, die de geografische spreiding van Nobelprijzen hanteert als een argument voor de achterlijkheid van de Islamlanden. Volgens dat criterium zijn ook de Katholieke landen relatief ‘achterlijk’, doen ook Hindoeisme en tribale religies weinig goeds aan de wetenschap, en en moet men Protestantisme als dominante godsdienst hebben om ‘niet achterlijk’ te zijn. Vermeersch gooit de dingen wel door mekaar, natuurlijk: “de Islamlanden” staan voor hem snel gelijk met de “Islam als systeem” en met “de Islamitische cultuur”. Maar het ankerpunt blijft “de Islamlanden”.

Een logica is nu eenmaal een logica, en als men halfweg constateert dat die logica niet klopt is dat pech voor degenen die deze logica heeft gekozen. Ik denk dat de lezer op dit punt al door heeft dat dit een kreupele logica is, maar ik zet hem even voort.

Het is weinig verrassend dat de landen met het hoogste aantal Nobelprijzen ook de landen zijn waarin we de hoogste graad van wetenschappelijke innovatie zien in de economie. Dat is uit te drukken in het aantal patent-houders. Hier is een kaartje, en let op de geografische correlaties.

Afbeelding

Het Noordelijke Halfrond domineert alweer. Allicht is dit het effect van de aanwezigheid van goede universiteiten en grote aantallen studenten die zich in de wetenschap bekwamen. Inderdaad:

Afbeelding

Canada en Australie lijken hier wat achterop te hinken want ze scoren zwak in de Nobelprijs-rankings – de correlatie is dus gedeeltelijk, maar ze bevestigt de leidende rol en plaats van de VS en West-Europa in dit domein.

We zien nu al dat landen met een hoge concentratie Nobelprijzen ook de leiding hebben inzake patenten – wetenschappelijke innovatie in de economie – en inzake universitaire infrastructuur. Omgekeerd zien we dat landen die weinig Nobelprijswinnaars tellen op deze vlakken tekort schieten.

De netto overlapping van deze landen met religies is evenwel niet duidelijk: het is niet zo dat enkel “Islamlanden” slecht scoren; het Zuidelijke halfrond in zijn geheel scoort zeer laag.

Voor dat deel van de aardbol bestaat een benaming: The Global South, het deel van de wereld dat vroeger ‘onderontwikkeld’ genoemd werd, met zijn ‘ontwikkelingslanden’ en zijn afhankelijkheid van de (ex-)koloniale metropolen in de wereldwijde werkverdeling. The Global South is de plaats (de ‘periferie’) waar primaire producten worden ontgonnen die aan lage meerwaarde worden aangeleverd aan zones in de wereld waar een eerste niveau van afwerking geschiedt (de ‘semiperiferie’). Ruw katoen uit Tanzania wordt gesponnen in Bangla Desh, en er wordt een blue jeans uit gemaakt in Turkije: het systeem is getrapt. Die semiperiferie opereert ook aan relatief lage meerwaarde, want de hoge meerwaarde wordt verworven in het ‘centrum’, door de landen die de afgewerkte producten vermarkten. De blue jeans uit Turkije wordt aan 3 Euro aangeleverd aan een Italiaans bedrijf, dat er een label “BOSS” op stikt en de broek aan 140 Euro verkoopt.

De verdeling van Nobelprijzen in de wereld correleert dus met de wereldwijde verdeling van rijkdom en middelen. Dat is de these. Kan ze kloppen? Hier is de kaart van de wereldwijde verdeling van armoede (income per capita):

Afbeelding

de correlaties zijn alweer zuiver voor wat betreft het Noorden. Maar we zien ook heel hoge inkomensconcentraties in bepaalde Zuidelijke landen, met name in de ‘semiperiferie’. Dit wordt duidelijk wanneer we kijken naar de wereldkaart van het aantal miljardairs:

Afbeelding

het Midden-Oosten, India, China en Latijns-Amerika blijken behoorlijk wat extreem rijke mensen te herbergen, terwijl de algemene per capita inkomens er nog altijd zeer laag zijn. Extreme dualisering, met andere woorden: een extreem arme populatie werkt in opdracht van een kleine klasse extreem rijken – denk aan de ingestorte sweatshop in Dhaka als voorbeeld. Armoede en rijkdom overlappen deels, en we zien dat het hanteren van “landen” als criterium de nodige problemen schept. Het hoogste inkomen in China, bijvoorbeeld, blijkt geconcentreerd in de Oostelijke delen van het land langsheen de kust van de Pacific; in Latijns-Amerika zien we een concentratie in de grote urbane centra langsheen de kusten, die natuurlijk ook concentraties van extreme armoede zijn. Het is een kenmerk van The Global South dat we dit soort extreme verscheurdheid zien.

We kunnen nu samenvatten. We zien dat de correlaties die ik heb getoond een patroon kennen waarin de Noordelijke kernlanden – Noord-Amerika en de EU – voluit de kop trekken inzake universiteiten, patenten, inkomen en … Nobelprijzen. De landen uit de semiperiferie en de periferie lopen achter op al deze criteria. Deze correlaties zijn niet toevallig. Er bestaat een reusachtige en respectabele literatuur die verklaart waarom zowat alle vormen van kapitaal historisch geconcentreerd zijn rond de Noordelijke Atlantische Oceaan en enkele gebieden in het Verre Oosten. In zoverre er concentraties van kapitaal optreden buiten deze kerngebieden zijn ze het effect van extreme dualisering: de elite in landen zoals Brazilie en India leeft even goed, zoniet beter, dan de elites in de kernlanden; de meerderheid van de bevolking is veel en veel slechter af dan de meerderheid in de kernlanden. Een laatste kaartje kan dit illustreren: we bekijken de wereldwijde spreiding van kindersterfte:

Afbeelding

De kinderen van de armen in de semiperiferie sterven in grotere aantallen dan die in de kernlanden, maar in lagere aantallen dan die in de armste landen.

Correlaties tussen al deze variabelen en religies zijn niet te maken. Ja, landen met een Moslim-meerderheid behoren tot de semiperiferie (bijvoorbeeld de Emiraten en Iran) of de periferie (bijvoorbeeld Afghanistan en Pakistan); maar ze zijn daar niet alleen. Geheel Latijns-Amerika, waar Katholicisme veruit de bovenhand heeft, India met zijn Hindoeisme, en Zwart-Afrika, waar sommige landen een grote Moslimpopulatie hebben en anderen niet, behoren niet tot de kerngebieden en scoren dus laag op zowat alle parameters, incluis Nobelprijzen. Het punt is dat, ongeacht religie, landen in de semiperiferie en de periferie nauwelijks Nobelprijzen krijgen, en dat dit niet hun enige vorm van achterstelling is.

Bij wijze van voetnoot, maar ook om dit laatste punt nog wat kracht bij te zetten, geef ik nog aan dat de staat Israel evenmin tot de kerngebieden behoort. Inzake universiteiten, patenten en Nobelprijzen scoort het laag, en de concentratie van hoge inkomens en fortuinen daar zorgt ervoor dat het behoort tot de semiperiferie. So much voor de correlatie tussen religie, niveau van ‘achterlijkheid’ en Nobelprijzen. Maar er zijn toch veel Joodse Nobelprijswinnaars? Zeker – in Amerika, niet in Israel. Religie op zichzelf blijkt dus weinig van doen te hebben met kennisprestaties; men moet die andere factoren in acht nemen. Wetenschappers van elke overtuiging zitten het best in de VS en in West-Europa; wetenschappers in de periferie hinken achterop, ongeacht hun religieuze achtergrond.

Kwaliteitscontrole

Ik probeer met deze oefeningen niemand van mijn gelijk te overtuigen. Het is mijn bedoeling het ongelijk aan te tonen van zij die vinden dat men publiek ook de meest onnozele zaken mag verkondigen. Wanneer men die zaken op de weegschaal van de redelijkheid legt, dan blijken ze vederlicht; gooi ze in het water en ze drijven boven. Wie dat soort desinformatie een zaak van fundamentele grondrechten vindt – ik mag alles publiek beweren, ook als het totaal onwaar blijkt te zijn – die doet deze grondrechten extreem geweld aan.

Ik doe deze oefeningen publiek niet enkel om een bepaalde deontologie van het publieke debat te illustreren, maar ook – en bovenal – om aan te tonen dat deze oefeningen relatief makkelijk zijn. Een heel klein beetje kritisch denkwerk en een uurtje op Google volstaan om de realiteit geen geweld meer aan te doen. Men hoeft hiervoor geen groot geleerde te zijn; kritisch burger zijn is genoeg. Fact checking is in de menselijke geschiedenis nog nooit zo makkelijk geweest, en het is het enige tegengif tegen het publieke liegen. Welnu: het is niet moeilijk.

Men moet beseffen dat tegenover het recht op vrije meningsuiting de plicht staat daarmee zeer voorzichtig om te springen. Men heeft als vrij mens de constante verantwoordelijkheid om die vrijheid waard te zijn. Het is zeer te betreuren dat dit oude beginsel van de Verlichting bedolven dreigt te worden onder allerhande apocriefe overtuigingen van het tegendeel, toegepast op zichzelf, maar niet op de anderen.

Links: 

-https://jmeblommaert.wordpress.com/2013/05/10/de-structuur-van-achterlijkheid/

-de discussie op De wereld Morgen:

http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/05/10/de-structuur-van-achterlijkheid

-Vermeersch over Islam

http://www.liberales.be/essays/vermeerschislam

-Vermeersch legt beperkingen op aan de vrijheid van meningsuiting voor anderen:

http://www.liberales.be/essays/boerkaevdv

by-nc

About jmeblommaert

Taalkundig antropoloog-sociolinguist, hoogleraar Taal, Cultuur en Globalisering aan Tilburg University. Politiek publicist.

Leave a comment